zoeken
knop: zoek
Home/

Euthanasie

plaatje: bulletOver euthanasie hebben de meeste mensen wel een mening. Ik ook. Ik hoop dat ik het zelf niet nodig zal hebben. Ik hoop de kracht en de moed te hebben om op mijn einde te wachten. En daar denk ik niet licht over. Sommige mensen zijn door hun ziekte zo verminkt geraakt of hebben zoveel pijn of zijn zo bang daarvoor dat euthanasie een zegen kan zijn. En ik ben tijdens een migraine-aanval al snel niet meer krachtig of moedig.
Bij mijn eerste uitvaart na euthanasie had ik anderhalve maand voor het overlijden al een gesprek gehad met een broer en een dochter van de zieke. Wat me vooral uit dat gesprek is bijgebleven is dat de familie al zo vaak afscheid had genomen. Alles was gezegd en/of besproken en het wachten was op het einde. Iedereen was er klaar voor, behalve de zieke zelf. Of eigenlijk hij ook, maar er was nog iets dat het sterven tegenhield.

Op vrijdagavond zes weken later werd ik gebeld met de mededeling dat de dokter de dinsdag daarop om 18.00 uur zou komen. Ik zie me nog zitten. Met mijn tas op schoot op de bank en de oppas er alvast naast. Wachtend op het telefoontje. Toen het telefoontje kwam ben ik naar de familie gegaan. Juist toen ik aan wilde bellen liep de huisarts naar buiten. Hij droeg geen bordje met ‘huisarts’, ik zag het in zijn ogen. Een rare gewaarwording, degene die de dood uiteindelijk bewerkstelligd heeft loopt degene die het daarna overneemt tegen het lijf. Het moment dat we elkaar in de ogen keken is me nog lang bijgebleven.
De familie was er gelaten onder. De overledene had nu geen pijn meer. Afscheid hadden ze al genomen. Een uitvaart verloopt daarna niet anders dan in het geval van een natuurlijke dood.

De papieren met toestemming van de Officier van Justitie, dat is nog een obstakel. Die papieren zijn nodig om de overledene te mogen begraven of cremeren. In Amsterdam word je van hot naar haar gestuurd en heb je dan eindelijk het Gerechtsgebouw bereikt dan kun je toch nog stagneren bij de receptie omdat je niet weet welk team jouw geval behandelt. Zenuwslopend soms. Onlangs nog. Ik had me geheel voorbereid. Papieren in de hand, van te voren gebeld, legitimatie mee en een lunchpakket (voor het geval dat). Van te voren gebeld om te vragen waar ik moet zijn en om mijn komst aan te kondigen. Daar ben ik een halve dag mee bezig geweest. Altijd staat het verkeerde telefoonnummer op de papieren. Dan moet je team A hebben, maar bij team A staat het telefoonnummer van team E. Afijn, gebeld en alles wat enigszins van pas kon komen had ik bij me. De receptie ook gepasseerd, door twee sluizen heen en toen werd ik los gelaten in het gebouw. Met stijgende verbazing heb ik geconstateerd dat ambtenaren op nog geen vier meter van het juiste kantoor geen idee hadden waar ik het zoeken moest. Een jungle is het.

Nog steeds vind ik het een vreemd idee dat de dood op afspraak komt. Het is heel geordend en praktisch, maar net als een bevalling binnen kantoortijden is er minder mysterie rond het einde of juist het begin van het leven. Telkens als ik met mijn tas op schoot en de telefoon binnen handbereik wacht op hét telefoontje, vraag ik me af hoe de stervende die ogenblikken meemaakt. Hoe is het om te weten dat je nog een minuut of tien te leven hebt. En ook hoe de omstanders daar mee omgaan. Dat is denk ik het grote verschil met een melding die “onverwacht” is. Bij iemand waarvan ik weet dat hij sterft door euthanasie ben ik meer betrokken. Ik loop op afstand een stukje mee. De “onverwachte” overledene tref ik aan bij de finish.

Carolien Harrems
januari 2005