zoeken
knop: zoek
Home/

Thomas Lynch: Dichter, in het dagelijks leven uitvaartondernemer

plaatje: bulletEen ontmoeting met een bijzondere uitvaartondernemer die er nog een bijzonderder boek over heeft geschreven. Een boek waaruit het moeilijk is níet te citeren.
`Elk jaar begraaf ik een paar honderd van mijn stadsgenoten. Nog eens twee of drie dozijn breng ik naar het crematorium. Ik verkoop lijkkisten, grafkelders en urnen voor de as. Ik doe tevens in grafstenen en grafmonumenten. Bloemen verkoop ik in commissie.`

Zo begint Ondergronds. Levensberichten uit het uitvaartwezen, onlangs vertaald uit het Engels. (De oorspronkelijke titel is The Undertaking. Life Studies from the Dismal Trade.) De auteur is Thomas Lynch, dichter maar in het dagelijkse leven uitvaartondernemer in Amerika. En sinds kort auteur. Na enkele dichtbundels gepubliceerd te hebben is dit zijn eerste boek, waarin hij, zoals hij zelf zegt, zijn passie voor het schrijven samenbrengt met het werk dat hij doet. Een boek dat er zonder zijn - inmiddels overleden - vader, die ook uitvaartondernemer was, misschien niet gekomen was. "Mijn vader vroeg er altijd naar," zegt Lynch. "Naar een boek over het uitvaartwezen. Niet omdat híj er behoefte aan had, maar omdat hij wist dat het mij goed zou doen het te schrijven. Erg wijs van hem." Toch is het geen boek over het uitvaartwezen geworden, maar een boek van de uitvaartondernemer Lynch die zijn gevoelens en gedachten over zijn leven, zijn Ierse afkomst, zijn familie én zijn werk in prachtige zinnen op papier heeft gezet.

Thomas Lynch is enkele dagen in ons land om de Nederlandse vertaling van zijn boek (prachtig uitgegeven door Vassallucci in Amsterdam) te promoten. Ik ontmoet hem in de foyer van een Amsterdams hotel aan de Herengracht. Een stijlvolle omgeving voor een stijlvol man. Tenminste zo komt hij over op de Amerikaanse publiciteitsfoto`s. In werkelijkheid is hij iets kleiner dan ik verwacht had en iets gezetter, maar gelukkig even gedistingeerd als op de foto: keurig in het pak, compleet met hoed en op een Engelse manier beleefd. Hij begroet mij echter op Amerikaans vriendelijke wijze: `How are you?` en blijkt verrassend genoeg oprecht geïnteresseerd in het antwoord. Maar hij is vooral nieuwsgierig. Nieuwsgierig naar de `Dutch way of death`. Wordt er hier gebalsemd? Hoe verloopt een crematie? Worden overledenen ook opgebaard? Graag bezoekt hij een `typisch Amsterdamse` uitvaartonderneming, kan ik er een aanbevelen?

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

"De dood is het enige dat de mensheid verbindt. Er zijn mensen die geen belasting betalen of die niet slapen met een ander lid van onze soort. Maar iedereen sterft"

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Zonder bevooroordeeld te willen zijn - uitvaartondernemers komen ongetwijfeld in evenzo veel verschillende soorten en maten voor als `gewone mensen` - vroeg ik mij na lezing van zijn boek af of hij geen uitzondering is onder zijn Amerikaanse collega`s? Ik vraag het hem. "Het enige verschil is dat ik schrijf," zegt Lynch. "En ik golf niet en ik drink niet," voegt hij er glimlachend aan toe. "Taal is voor mij altijd de manier geweest om zin te geven aan mijn leven. Andere mensen skieën, schilderen of spelen guitaar. Ieder heeft zijn eigen wijze om de dingen uit te zoeken en een kijk op het leven te ontwikkelen. Ik kan erover schrijven, maar ik denk dat de meeste mensen die te maken hebben met personen die iemand verloren hebben daarover nadenken, want het is duidelijk het enige dat de mensheid verbindt. Sterven is het enige wat we allemaal doen. Er zijn mensen die geen belasting betalen. En er zijn mensen die niet slapen met een ander lid van onze soort. Maar iedereen sterft. En allemaal hechten we aan ons leven en allemaal maken we verdriet mee."

Zijn vader was uitvaartondernemer en zes van zijn acht broers en zusters zijn werkzaam in een van de vier uitvaartondernemingen die de familienaam dragen. Toch was het niet vanzelfsprekend dat Lynch in het uitvaartvak terecht zou komen. "Er was altijd iemand om de zaak over te nemen. Ik ben nooit in die richting geduwd. Maar toen ik begin twintig was begon ik na te denken over wat ik wilde met mijn leven: een baan, een huis, trouwen, een gezin, geest en lichaam één houden. Ik dicht, maar van dichten kun je niet leven. Het enige andere werk dat ik overwogen heb, is les geven. Zoveel mensen die schreven moesten lesgeven omdat ze van schrijven niet konden leven. Maar ik meende dat ik daar niet goed in zou zijn. Dus ik dacht: het maakt niet uit wat die andere baan is."

Toch is zijn beroepskeuze op meer dan dat gebaseerd. Lynch schrijft in zijn boek met veel liefde en respect over allebei zijn ouders, maar vooral over zijn vader die hem het vak geleerd heeft. "Ik bewonderde mijn vader echt," zegt Lynch. "Ik bewonderde hem voor de manier waarop hij de levens van mensen raakte en ik zag de bewondering die zijn cliënten voor hem hadden. Ik dacht: daar kan ik ook mee leven."

In Ondergronds schrijft Lynch over de dood van zijn vader. Met zijn broer vliegt hij naar het overwinteringsadres waar zijn vader is overleden en samen balsemen ze het lichaam.

`Toen ik hem zo zag, languit op de balsemtafel van het Anderson Mortuarium in Ft. Myers, met het cardiale blauw in zijn oren en vingertoppen en distale streken, schouders en zwevende ribben en billen en hielen, dacht ik Zo zal mijn vader eruitzien als hij dood is. En toen, als een deur die achter je wordt dichtgeknald, verschoof de gehele gewaarwording naar de onontkoombare tegenwoordige tijd van Dit is mijn vader, dood. Mijn broer en ik omarmden elkaar, huilden met elkaar en voor elkaar en voor onze broers en zusters die in Michigan waren achtergebleven. Toen kuste ik het voorhoofd van mijn vader, nog geen omhulsel. Waarop we aan het werk gingen zoals onze vader het ons had geleerd.

Lynch: "Het was niet moeilijk dit zelf te doen. Moeilijk was dat mijn vader stierf, dat ie dood was. Maar balsemen was gewoon wat ik kon doen in de situatie. Ik zag het als zorg, niet als een technische handeling. Zorg voor zijn lichaam. Het omgaan met zijn dode lichaam hielp mij bij de verwerking van zijn dood. Ik handelde als een zoon en niet als een uitvaartondernemer. Zoals het vroeger altijd geweest is. De familie die het lichaam wast en de overledene verzorgt. Niet iedereen kan balsemen, maar iedereen kan zijn of haar dode aankleden, kan bij zijn doden zijn."

Behalve het vak heeft Lynch nog meer overgenomen van zijn vader: een overbezorgdheid voor zijn kinderen. De passages daarover in Ondergronds zijn vermakelijk en ontroerend. Hij beschrijft zijn moeder als een zorgeloze vrouw die de `grote zaken aan God overliet` en vertrouwde op Zijn bescherming en de toewijzing van beschermengelen. Zijn vader zag in de meest onschuldige ondernemingen iets gevaarlijks. In een spelletje voetbal zag hij een gescheurde milt, in elke tuinvijver de verdrinkingsdood, in elke blauwe plek leukemie. `Dat lag natuurlijk aan de lijkbezorging,` schrijft Lynch. `Als begrafenisondernemer was hij gewend aan volstrekt willekeurige en onredelijke verliezen. Hij had geleerd om bang te zijn.`

Lynch is als zijn vader. "De meeste tijd ben ik niet zozeer bang voor mijn eigen dood, als wel voor de dood van mijn kinderen." De leeftijd van overleden kinderen die bij hem op de balsemtafel liggen gaat op wonderlijke wijze gelijk op met de leeftijd van zijn kinderen.

`Ik weet nog dat ik in die eerste jaren als vader en als begrafenisondernemer, een groentje in het maken en begraven van baby`s, vaak midden in de nacht wakker werd. Dan sloop ik naar de kamers waar mijn zoontjes en dochtertje lagen te slapen, en boog me over hun ledikantjes om ze te horen ademhalen. (...) Net als mijn vader had ik geleerd bang te zijn.
Naarmate mijn kinderen groter werden, werden ook de lijkjes groter van de jongens en meisjes die ik verzocht werd te begraven - zuigelingen werden kleuters, kleuters werden schoolkinderen, kinderen werden pubers, tieners, jongvolwassenen... (...) Omdat ik geen kinderkistjes op voorraad wilde houden, bestelde ik ze wanneer de noodzaak zich voordeed, in maten die uiteenliepen van zestig centimeter tot een meter vijfenzestig, waarbij ik de lengte van zo`n kind, als het nog niet was vrijgegeven door het mortuarium, meer dan eens schatte aan de hand van de lengte van mijn eigen kinderen, die veilig en voorspoedig opgroeiden, en nog springlevend waren.`


----------------------------------------------------------------------------------------------

"Iedereen in Milford weet dat ze vroeger of later zaken met me moeten doen"

-----------------------------------------------------------------------------------------------

Veel van die kinderen heeft Lynch bij leven gekend. En veel van hun ouders komt hij nog steeds regelmatig tegen. Hij is uitvaartondernemer in Milford, een stadje met een bevolking van zesduizend zielen, `een prima stadje om gezinnen groot te brengen en ten grave te dragen`. Een stadje waar men elkaar kent. "Ik zie ze levend en ik zie ze dood. Ik zie ze voor, tijdens en na de uitvaart. Iedereen in Milford weet dat ze vroeger of later zaken met me moeten doen. En ik weet dat als ik zaken met ze heb gedaan ik nog jaren met ze moet leven." Hij maakt er een grap over, "wij noemen dat `bescherming van de consument`", maar hij zou op geen andere manier uitvaartondernemer willen zijn. "Het is gezonder om volledig betrokken te zijn. Als de doden nummers voor je worden en sterfgevallen gevallen, dan is het verstandig een andere baan te nemen. Want het is makkelijker om auto`s te verkopen. Je kunt daar evenveel geld mee verdienen, of zelfs meer, zonder dat je dagelijks met diepe emoties te maken hebt. De énige manier waarop je het kunt doen, is als je volledig betrokken bent bij de mensen waar je mee te maken hebt. Dat maakt het werk voor veel uitvaartondernemers zwaar, maar tegelijkertijd houdt het je fris." De doden van Milford blijven altijd bij hem.

`Mijn vrouw en ik gaan `s avonds vaak wandelen. Zij ziet de architectonische details van classicistische, victoriaanse, federalistische of Queen Anne-huizen. Ik zie de garage waar twee docenten, lang getrouwd en kinderloos, bekend om hun gedrevenheid op de dansvloer en hun onberispelijke kleding, gestikt werden aangetroffen in hun Oldsmobile. (...) Of mijn vrouw ziet een mooi aangelegde tuin achter het huis waarvan ik me herinner dat ik er een keer de slaapkamer heb staan schilderen waarin de heer des huizes zichzelf met een geweer had doodgeschoten, opdat zijn kinderen, nu volwassen, de rotzooi maar niet zouden hoeven zien die hij ervan gemaakt had.`

Het uitvaartondernemerschap behelst meer dan winst op kisten leggen en mensen onder de grond stoppen. De dienstverlening van Lynch strekt zich uit tot steun verlenen aan treurende weduwes en geduldig luisteren naar de uitgebreide wensen van toekomstige cliënten, die alles willen beslissen voor hun nabestaanden en maar niet willen begrijpen dat het `hun uitvaart niet is`. "Het overkwam de dode, maar in werkelijkheid overkomt het de levenden."

Over Jessica Mitford en haar bestselling boek The American Way of Death kan hij zich dan ook aardig opwinden. Het is de de enige keer dat zijn vriendelijke glimlach verdwijnt. Fel kijkt hij uit zijn ogen. "Jessica ging er nooit midden in de nacht uit om een dode buur op te halen. Jessica zat nooit aan tafel met de familie van een meisje dat vermoord was door een maniak. Haar versie van uitvaartdienstverlening en mijn ervaring als dienstverlener in de uitvaartwereld liggen mijlen ver uit elkaar."

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

"Jessica Mitford zat nooit aan tafel met de familie van een meisje dat vermoord was door een maniak"

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

In zijn boek komt Mitford maar kort ter sprake, maar Lynch is graag bereid er meer over te zeggen. "Ze was ongetwijfeld een goed schrijver en zonder meer onderhoudend, maar haar logica klopte niet. Ze opperde dat als iemand waarvan je houdt doodgaat je je in een slechte onderhandelingspositie bevindt. En ze had natuurlijk gelijk. Maar dan maakt ze de volgende onlogische sprong: aangezien je in die slechte positie bent, is iedereen die je ontmoet een oplichter. Het is hetzelfde als zeggen: als ik een hersentumor heb, zijn alle hersenchirurgen oplichters. Verdriet maakt ons kwetsbaar, maar dat betekent niet dat iedereen waar je mee te maken krijgt daar misbruik van maakt. Zij meende van wel en ze schreef het zo goed op dat mensen het geloofden. Maar het is absolute nonsens."

Mitfords boek heeft meer kwaad dan goed gedaan, daar is Lynch van overtuigd. "Het is droevig dat veel Amerikanen haar boek lezen en vervolgens het kind met het badwater weggooien. `We houden niet van de manier waarop uitvaarten gaan,` zeggen ze, `dus schaffen we begrafenissen maar helemaal af`. In plaats van zelf veranderingen aan te brengen. En dan krijg je die snelle, kale crematies zonder aanwezigheid van de familie."

Mitford waarschuwde tegen de verregaande commercialisering van de uitvaart in Amerika, maar Lynch ziet die ontwikkeling juist als een gevolg van haar boek. "De komst en de spectaculaire groei van de SCI is een direct en logisch gevolg van Jessica. Omdat Jessica geen enkele uitvaartondernemer vertrouwde, raadde ze mensen aan de uitvaart bij leven en welzijn te regelen. `Regel alles van te voren zodat je er gevoelsmatig niet bij betrokken bent. Dát is de manier waarop je die oplichter kunt verslaan,` was haar advies. Het resultaat was dat grote bedrijven daarop insprongen en uitvaarten gingen voorfinancieren, als een verzekering. Geen uitvaartondernemingen maar verzekeringen en slimme jongens gingen zich daar mee bezighouden. Grote jongens uit de financiële wereld ontdekten dat ze het groot konden aanpakken. Ze hebben al dat geld en ze kopen gewoon de ene uitvaartonderneming na de andere op. En begraafplaatsen, zodat ze de hele markt controleren. De SCI bezit naast uitvaartondernemingen tevens crematoria, bloemenzaken, kistenfabrieken. En de aandeelhouders zijn tevreden. Maar voor de consument betekent het minder service voor meer geld. Niet de consument is beter af, maar de aandeelhouder."

"De SCI benadert mij voortdurend. Ze bieden aandelen en ze betalen contant. Als ik aan mijn zoon verkoop, betaalt hij mij geleidelijk af, in twintig jaar. Maar als ik aan de SCI verkoop betalen ze mij direct. Voor veel mensen is dat aantrekkelijk, maar het is niet mijn manier. Mijn naam staat op het bord boven de deur. Als ik goed werk aflever, zeggen mensen `Lynch heeft het goed gedaan`. En als ik slecht werk aflever is het `die klootzak van een Lynch heeft zitten knoeien`. Ik ben verantwoordelijk. Een uitvaart is een belangrijke transactie, je kunt het niet over doen. Maar droevig genoeg gaan we er mee om alsof het een product is als ieder ander product."

`Dé Amerikaanse uitvaart` bestaat niet, maar de wijze waarop de gemiddelde begrafenis en crematie in Amerika plaatsvindt kan beter meent Lynch. "Ik zou willen dat crematie gedaan wordt zoals in India. Zie het lichaam verbranden. En bij een begrafenis, zie het lichaam de grond in gaan, dat is belangrijk. Gedeeltelijk zijn uitvaartondernemers daar verantwoordelijk voor. We denken, dat de mensen dat niet aankunnen. Maar alles dat ons meer betrekt bij de doden helpt ons te voelen voor de doden."

In het laatste hoofdstuk van Ondergronds pleit hij voor `echte` begrafenissen en `echte` crematies. Hij beschrijft zijn eigen begrafenis, `februari zou mij het liefste zijn`, en richt zich rechtstreeks tot zijn nabestaanden. `Waak bij mij,` vraagt hij. Hij zou graag door zijn kinderen en kleinkinderen naar het graf gedragen worden, waar ze onbeschut voor weer en wind, `zie af van de tent`, de kist zullen zien zakken. `En jullie moeten blijven kijken tot het bittere eind.` Hoewel, ze zien maar. Want: `Dit zijn mijn zaken niet. Ik zal er zelf niet bij zijn.`

`Ik weet dat ik niet zo moet doordraven. Ik heb dit probleem altijd al gehad. Ik ben uitvaartverzorger. Mijn begrafenis is aan jullie, niet aan mij. Als ik eenmaal dood ben moeten jullie daarmee verder.`

© Anja Krabben
Verschenen in Doodgewoon, # 16, lente 1998.

Voor meer artikelen van Anja Krabben zie: http://www.anjakrabben.nl.