zoeken
knop: zoek
Home/

Schilderen met as

plaatje: bulletHet bewaren van de as na een crematie gebeurt bijna vanzelfsprekend in een urn, waarbij evenals bij een grafsteen voor een meer of minder persoonlijke vormgeving kan worden gekozen. De Franse kunstenares Catherina de Luca doorbreekt deze traditie en neemt, op verzoek van de nabestaanden, de as uit de urn en schildert ermee. Het is geen herinnering aan de overledene, zegt ze, maar een kunstwerk waarin de overleden persoon tastbaar aanwezig is.
Waarom kiezen nabestaanden ervoor na een crematie de urn met as mee naar huis te nemen en het daar een plaats te geven? Is het een teken dat men de dode niet kan loslaten, dat men de scheiding door de dood niet wil aanvaarden of is dit samenleven van de doden en levenden even natuurlijk als dit in verre tijden was? De vroege Romeinen gaven hun doden een plaats in huis onder de haard, die daarmee de heiligste plek in huis werd. Ook bij oude Noord-Europese volkeren, werden de doden in eerste instantie onder de haard en later onder de drempel begraven. De doden maakten deel uit van een sterke voorouderverering, waren het middelpunt van rituelen en werden regelmatig voorzien van spijs- en drankoffers. Kan het huidige bewaren van de urn thuis hiermee vergeleken worden? Maakt de urn deel uit van een ritueel of is het slechts een symbool van leegte, van een afwezigheid?

De Franse kunstenares Catherina de Luca voelde zeer sterk een gemis aan een ritueel bij het aanschouwen van de urn met as van een persoon die zij goed gekend had. De urn stond op een pilaar in de woonkamer van het huis, omringd door groene planten. "Het kwam mij voor dat de as in de urn enigszins haar functie verloren had, het was bijna oneerbiedig geworden en het had behoefte aan een ritueel," zegt ze. Waarschijnlijk deelde de familie van de overledene deze gevoelens want zij stelde de kunstenares voor dat zij ‘iets met de as zou doen`. Zo kwam De Luca tot haar eerste schilderij waarbij de overledene letterlijk en figuurlijk het uitgangspunt is. De as is één van de grondstoffen (de belangrijkste) waarmee geschilderd is. Twijfel en onzekerheid (de verantwoordelijkheid werd als groot ervaren) en maanden van nadenken gingen vooraf aan haar besluit de uitdaging aan te nemen. Ze wist wat ze wilde, de aanwezigheid van de ander symbolisch vertalen in kleur en vorm, "de dood van de ander sublimeren" noemt ze dat.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

"Ik sloot me voor dagen op in mijn atelier, de deur was op slot, de telefoon van de haak, ik wilde niemand zien. En toen, op een mooie dag, ben ik aan het werk gegaan, ik heb de as uit de urn genomen en heb mijn eerste schilderij gemaakt, in een staat van opperste concentratie"

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het werken aan dit eerste schilderij beschrijft ze als een bijna bovennatuurlijke ervaring, alsof ze al schilderend in een trance verkeerde: "Ik sloot me voor dagen op in mijn atelier, de deur was op slot, de telefoon van de haak, ik wilde niemand zien. En toen, op een mooie dag, ben ik aan het werk gegaan, ik heb de as uit de urn genomen en heb mijn eerste schilderij gemaakt. Ik was in een staat van opperste concentratie. Toen ik het maakte, dacht ik aan niets, noch aan wat ik ging maken, noch aan de dood. Het ging geheel vanzelf, bijna buiten mij om." Bij het aanschouwen van het eindresultaat wist ze dat ze geslaagd was omdat voor haar de dode nog zichtbaar levend was: "Het schilderij vibreerde, er was een emotie van het materiaal, als een wonder, een beetje als alchemie, iets dat geproduceerd was tussen het materiaal, de as en ik."

Dat is vijftien jaar geleden. Sindsdien heeft ze meerdere werken gemaakt waarin de as van een overledene verwerkt is, altijd op verzoek van de nabestaanden en met de overblijfselen van personen die ze gekend heeft. Het is nog steeds een intense ervaring waar ze geheel in opgaat: "Ik kom er iedere keer weer uit als uit een cocon, alsof ruimte en tijd zich hebben teruggetrokken."

De schilderijen zijn evenmin een representatie van de dode als de as dit is. In zekere zin kan de as opgevat worden als de essentie van de overledene, alle uiterlijke vormen en kenmerken zijn verdwenen. Met de as en volgens De Luca geleid door de overledene zelf, "het is hij, zijn wezen, die de beweging opwekt", komt ze tot een persoonlijk kunstwerk. De naam is even onbelangrijk geworden als de uiterlijke vormen van de eens levende persoon. De schilderijen hebben, op één na, geen titel waarin verwezen wordt naar de dood of de naam van de overledene. De Luca benadrukt dat het schilderij geen herinnering is aan de levende persoon, zoals een foto dat is, maar de werkelijke aanwezigheid van de overleden persoon. Weliswaar een andere aanwezigheid dan bij leven, maar even tastbaar.

Ze gebruikt hoofdzakelijk aardse kleuren. De terugkeer naar de aarde na de dood (het begraven of verstrooien van het lichaam) wordt zo symbolisch weergegeven. Het ene schilderij is somberder dan het andere, afhankelijk van het wezen van de overleden persoon. Een van haar laatste werken is overwegend zwart. De Luca beschrijft de overledene als melancholisch van aard en verklaart zo haar keuze. Soms maakt ze gebruik van een bestaand symbool. In een werk uit 1981 is dat een Afrikaans symbool: weergegeven zijn de huizen van het leven en de dood en de weg daar tussen.

De werken zijn uiterst kwetsbaar en daarom achter glas geplaatst. De Luca schildert op fragiel Japans papier, materiaal dat niet tegen de tand des tijds bestand lijkt, alsof ze daarmee wil aangeven dat niets voor eeuwig is, niet het leven en niet de dood. Haar scheppingen zijn geen onsterfelijke kunstwerken waarin de doden vereeuwigd zijn. De Luca: "De tijd zal zijn rechten doen gelden. Het schilderij is geen definitieve schuilplaats, maar een kwetsbaar onderkomen."

Tijdens mijn bezoek aan haar Parijse atelier had De Luca vijf werken uitgestald. (De nabestaanden zijn altijd bereid de schilderijen uit te lenen ten behoeve van exposities en andere gelegenheden.) Voelde ik iets van wat zij beschreef over haar ervaringen tijdens het schilderen, voelde ik de aanwezigheid van de doden of waren het slechts abstracte schilderijen? Onbewust ging ik zoeken naar sporen van de as, zonder veel resultaat. Niet alleen kan as in verschillende tinten voorkomen, maar het is moeilijk te herkennen wat de as is en wat de verf. Het is voorstelbaar dat de ervaring van het schilderen met de stoffelijke resten van een overleden persoon (in alle gevallen iemand die ze zelf gekend heeft), de as aan te raken en er een kunstwerk mee te creëren, zeer intens moet zijn. Een ervaring die door de beschouwer nauwelijks gedeeld kan worden, misschien alleen door de nabestaanden.

© Anja Krabben
Eerder verschenen in Doodgewoon, # 1, zomer 1994
Voor meer artikelen van Anja Krabben zie: http://www.anjakrabben.nl.