Vader heeft de oorlog nog meegemaakt
Afgezien van het overduidelijke verschil is een crematie beduidend anders dan een begrafenis. Begraven is een werkwoord wordt wel gezegd. Geen speld tussen te krijgen. Bij een begrafenis breng je iemand naar het graf. Een wandeling in de buitenlucht. Met familie, vrienden, collega’s en andere belangstellenden begeleid je iemand die deel uitmaakte van je leven naar het graf. In de afgelopen jaren heb ik slechts tweemaal dragers ingehuurd. Meestal draagt de familie of vrienden. Soms wordt de overledene op een rijdende baar naar het graf gebracht en soms is het combinatie van rijden en dragen. Bij het zogenaamde schouderen wordt de kist met de overledene op de schouders gedragen. Nog eenmaal houd je je dierbare hoog. Dat voel je. Een overledene geeft niet meer mee en is daardoor vaak loodzwaar. Je lichaam geeft als het ware je gemoedstoestand aan. Bij de verwerking van rouw is het enorm belangrijk dat je geheel doordrongen bent van het verlies. Het daadwerkelijk voelen van de last die je te dragen hebt gekregen draagt daar aan bij.
Bij het graf maakt de familie de keuze tussen het laten dalen van de overledene in de grond of de kist boven de grond laten staan. Een belangrijke keuze. Op het moment dat je de kist boven de grond laat staan is het of jíj de overledene verlaat in plaats van andersom. De familie zegt dan vaak dat zij het niet aankunnen om de kist te laten dalen, het zou te confronterend zijn. Maar om verdriet kun je niet heen. Je zult er doorheen moeten. Ook het laten dalen van de overledene kan een mooi onderdeel zijn van de begrafenis. Standaard wordt er een liftje aangebracht in het graf. De medewerker druk op een knop of trekt aan een handel en daar gaat de kist. Het kan ook anders. Als de familie of vrienden de kist met touwen in de grond laat zakken kan dat een liefdevolle actie zijn. Natuurlijk geldt ook hier dat de kist met de overledene zwaar is. Zelf dalen is ook spannend. Niemand mag een touw loslaten, als de één het touw sneller door de handen laat glijden dan een van de anderen hangt de kist scheef of kan zelfs vallen. Het vergt teamwork.
Na het dalen in het graf kan er nog een schepje zand of een bloem, bladeren of iets anders (afbreekbaars) in het graf worden gegooid ter afscheid. Een “adieu”. In sommige gevallen scheppen familie en vrienden het gehele graf dicht. Dan heb je écht iemand begraven. Niet alle begraafplaatsen werken hier aan mee. Het wordt vaak lastig gevonden. Het helpt als je een uitvaartverzorger hebt gevonden, die zich hier sterk voor wil maken. En soms helpt het als de familie rechtstreeks het verzoek bij de begraafplaats doet.
Cremeren is ook een werkwoord en toch is het anders. Cremeren is meestal vooral inpandig. Dat maakt dat er geen confrontatie is met de elementen. Als het regent wordt vaak gezegd: “Daar boven huilen ze ook” of “Nou, het weer past zich aan aan mijn stemming.” De uitvaartverzorger zal het overigens weer voor een crematie vinden. Als de zon schijnt bij een begrafenis wordt dat ook aan “daar boven” toegedacht. Het weer – hoe het die dag ook is – wordt vaak als troostend ervaren.
Ook in een crematorium wordt de keuze gemaakt tussen laten staan en dalen. Hiervoor geldt dezelfde afweging bij begraven. Daar moet wel bij gezegd wordt dat niet in elk crematorium de mogelijkheid is om de kist te laten dalen. In de modernere crematoria is er vaak wel de mogelijkheid tot een ritueel om de overledene naar de ovenruimte te begeleiden. Soms kun je dan met de overledene tót de ovenruimte komen, heel vaak ook tot bij de oven. Ook bij de invoer in de oven kunnen vrienden en familie aanwezig zijn. Het aantal mensen dat daar bij kan zijn is wel vaak beperkt.
De medewerker van het crematorium vertelt dan precies wat er gaat gebeuren. Door iemand te begeleiden tot aan of tot in de oven wordt de handeling van cremeren tot het einde toe verricht. Dan is cremeren ook een handeling.
Een aantal jaren geleden heb ik de uitvaart van een oudere vrouw verzorgd. Bij het bespreken van de crematie vroeg ik de familie of zij na de crematieplechtigheid de vrouw wilde begeleiden naar de oven. Een faux pas. De familie overstuur. Hoe ik dat nou toch had kunnen vragen: ‘vader had de oorlog nog meegemaakt’. Ik vond het een hele vervelende situatie. De dag na de bespreking echter boog een van de zoons naar mij toe. “Zeg, eh, wat jij daar laatst zei over die eh, oven, ik wil daar wel mee naar toe”. Zijn vrouw was diep geroerd, legde haar hand op zijn been en zei: “Ik wil niet dat je daar alleen doorheen moet, ik ga met je mee.”
Het was zo’n moment dat het lijkt of de wereld stil staat en ik me bevoorrecht voel, dat ik er bij mocht zijn. Sindsdien vraag ik tóch altijd of men mee wil naar de oven. Uit een moedige vraag kunnen mooie dingen voortkomen.
Carolien Harrems
Januari 2006
Wilt u reageren op deze column? Dat kan hieronder!