zoeken
knop: zoek
Home/

Hoe gaat het met je?

plaatje: bulletEen paar weken geleden heb ik de tweejarige opleiding “Omgaan met verlies” van Riet Fiddelaers-Jaspers en Sabine Noten afgerond. (Er is mij gevraagd geen reclame te maken voor de opleiding; er is al een wachtlijst). Ik vond het een verplicht nummer om behalve Stivu (de opleiding van Marjon Klaassen bestond nog niet) en “Restauratie en piëteitsvolle verzorging” van CMO ook een opleiding over rouw te volgen. Met lichte tegenzin ben ik er aan begonnen. Die tegenzin bleek al op de eerste dag vooral weerstand te zijn. Om anderen in hun rouwproces te kunnen begeleiden moet je ook weten hoe jezelf met rouw omgaat. Kop in het zand is een aardige tijdelijke techniek. Ver kom je er niet mee. Vele tranen heb ik geplengd tijdens de opleiding, intervisiegroep en het lezen van literatuur.
Ik beschouw mezelf als een vrij ‘droog’ iemand maar daar zijn twee uitzonderingen op. Afzwemmen en schoolreisjes. Als ik één van mijn bloedjes met nog wel vijftig andere schatjes bibberend van kou en zenuwen het zwembad zie betreden voor het afzwemmen, stromen van louter ontroering de tranen me over de wangen. Dit tot grote verlegenheid van mijn andere kinderen. “Nee, hè, mam, niet weer.” Grote troost hierbij is dat mijn eigen moeder het afzwemmen van mijn broers en mij slechts doorstond na het slikken van een dosis valium. We hebben haar niet gespaard. Gedrieën zwommen we zo’n vijftien keer af, soms met twee of drie tegelijk.

Schoolreisjes brengen mij ook akelig van de leg. Zodra de bus de hoek om komt rijden krijg ik al een brok in de keel. ’s Morgens. Om de kinderen (mijn kind!) op te halen. De eerste paar jaar schaamde ik me er nog voor. Inmiddels niet meer. Mijn kinderen des te meer. Het went ook niet. Die blijde kindertjes die vertrekken voor een dag vol avontuur in grote bussen. En al die ouders die – in elk geval voor de vorm – hun kroost blij uitzwaaien. Het ergste is echter de terugkeer aan het eind van de dag. Met weer een brok in de keel bij school staan, weer wachtend op de bus. Dan rijdt er een bus de straat in. Leeg. Natuurlijk. En dan “oh, verassing”, daar springen de kleuters gillend en schreeuwend van onder de stoelen vandaan. Het zou verboden moeten worden. Ik ben er nog niet aangewend. Iedere keer trap ik er weer in.

Na dit kleine intermezzo terug naar rouwverwerking. Ik merk steeds vaker dat het bij het begeleiden van een uitvaart belangrijk is om wat te weten van rouw. Een familie bij wie voor het eerst sinds decennia iemand overlijdt, vereist een andere benadering dan een familie bij wie voor de derde keer binnen een jaar een familielid overlijdt. En ook het omgaan met kinderen en jongeren vereist een andere aanpak.

Zo is er ook verschil tussen het rouwproces van nabestaanden van iemand die door een ongeluk om het leven komt of van iemand die na een ziekbed overlijdt. Tijdens iemands ziekte begint het rouwproces vaak al. De zieke rouwt zelf om het verlies van leven. Dat klinkt groots maar dat verlies kan gaan om kleine of om grote zaken. Het niet meer zelf kunnen douchen bijvoorbeeld is een verlies van zelfstandigheid. En zo verliezen ernstig zieke mensen steeds meer van hun zelfstandigheid. Het is wel eens goed om daar bij stil te staan.

Opvallend is dat de familieleden van iemand die overlijdt na een lang ziekbed in eerste instantie vaak opgelucht zijn. Blij dat het lijden van de zieke voorbij is. Daarbij komt dan tegelijkertijd het schuldgevoel opzetten dat er blijdschap is terwijl er grote droefenis moet zijn volgens de rest van de wereld.
Ze raken namelijk van de wijs als een rouwproces niet gaat zoals zij in het hoofd hebben zitten. Na een half jaar of langer wordt het gemis van de overledene groter dan de opluchting over het einde van de lijdensweg. Dit weer tot verwarring van de omgeving. En zo blijft het ´lang leve de verwarring´. Tenzij je vraagt hoe het echt met iemand is.


Carolien Harrems
Juni 2005